Bij de uitreiking van het eerste exemplaar aan dochter Mirjam
Gerben stuurde in mei een mail naar m’n moeder of het boek ‘Lotty’s Bankje’ mocht heten. Dat mocht, maar we wilden wel eerst de tekst lezen van het verhaal.
Gerben behoort tot de weinige mensen die openstaan voor wijzigingen. Daar kwamen we makkelijk uit.
Je wilt niet weten wat er zoal langsgekomen is aan fouten in artikelen. En hoe eigenwijs sommige interviewers zijn. En het vervelende is dat als het eenmaal fout online staat, je dat er nooit meer uitkrijgt.
Ik heb nu vier A4tjes met voorbeelden, die ik toch maar even oversla vanwege de borrel zodirect. Maar waar het op neerkomt is dat slachtofferschap nogal eens overtrokken wordt: Joden zijn of straatarm of stinkend rijk. Gewoon middenklasse, zoals dat toen heette, dat is te gewoon.
‘Joden hebben zich naar de slachtbank laten leiden’. Hoe onvoorstelbaar het was wat er in het oosten gebeurde, hoe misleidend de propagandamachine, hoe weinig alert – om het netjes te zeggen – Radio Oranje was. Die context wordt vaak weggelaten.
In dit boek wordt helder beschreven hoe het toeging, hoe lang het duurde voor onderkend werd dat het in Duitsland niet pluis was voor Joden, hoe Joden steeds meer werden uitgesloten van de samenleving. De chronologische volgorde neemt je mee en laat zien hoe het leven in oorlogstijd werkt. Hoe het verzet op gang kwam, over verraad, over dilemma’s.
En elk verhaal is een monumentje op zich.
Dit alles maakt dat het een heel móói boek is.
En het is zó goed dat het niet ophoudt in mei 1945. De oorlog was niet voorbij, niet voor de onderduikers, de mensen uit Nederlands-Indië, niet voor de verzetsstrijders, en al helemaal niet voor de overlevenden uit de kampen. Aan het einde van een lang interview over haar oorlogservaringen antwoordt mijn moeder op de slotvraag: wat vond je het ergste?
Quote: “Het terugkomen. Vond ik vreselijk. Ja, je denkt er altijd aan natuurlijk. Anders zou je ook al die herdenkingen niet doen en zou je je niet zo inzetten voor alles. Maar dat heb je met z’n allen kunnen verwerken. En dat scheelt een heleboel. En toen niet. Toen was ik alleen.”
Oi, in haar nalatenschap vond ik weggestopt in een kast een map met correspondentie van vlak na de oorlog. Om te kunnen trouwen zonder toestemming van haar ouders moest zìj bewijzen dat ze dood waren, dat Sobibor de dood betekent.
Ambtelijke brieven over de afhandeling van tegoeden, over een te laat aangevraagde tegemoetkoming, over de WUV die met moeite pas in de jaren ‘80 ook voor gehuwde vrouwen mogelijk werd. Heel bot allemaal, maar daar wilde ze het eigenlijk nooit over hebben.
Ze wilde het in interviews ook niet over geld hebben, zoals toen het ging over Joodse tegoeden, wel of geen geld van de NS, wat nu weer speelt: “Nee, dan maken ze er toch weer van dat het bij Joden altijd over geld gaat”.
In de kampen waren de vriendschappen, het elkaar overeind houden, onontbeerlijk. Ver na de oorlog waren dat haar vriendinnen waarmee ze heel veel heeft bewerkstelligd in Kamp Vught. Dat er een kindermonument in Vught kwam, heeft ze hard aan getrokken. Dàt vond ze belangrijk.
Het is echt heel jammer dat Gerben en zij elkaar niet hebben leren kennen. Het ging niet zo goed; lichamelijke aftakeling maakte dat in mei nieuwe mensen ontmoeten er gewoon even niet bij kon. Maar praten met jonge mensen over de oorlog, dat was wèl wat ze graag deed. Toen ze, eenmaal in het hospice Immanuel, aangaf dat ze dat wel weer wilde, hebben we geprobeerd tot een afspraak te komen, maar het is er niet meer van gekomen. Echt jammer, ik denk dat ze elkaar gemogen zouden hebben.
Maar ik weet zeker dat ze supertrots zou zijn op het boek en de titel.
Lotty’s Bankje, Stilstaan bij de Jodenvervolging in Amsterdam; auteur Gerben Post
ISBN: 9789460224867; Bindwijze: paperback; Pagina’s: 224; Publicatiejaar: 2018
Engelse versie: ISBN: 9789460224997 Language: English